Opdracht 4 Uitgaven

Uitgaven kun je onderverdelen in drie soorten uitgaven:

 

  • Incidentele uitgaven: uitgaven die je af en toe doet.
    De aankoop van een nieuwe auto is een incidentele uitgave.

 

  • Vaste uitgaven of vaste lasten: uitgaven die regelmatig terugkomen en steeds ongeveer even hoog zijn.Als je een auto koopt moet je de auto verzekeren. Je betaalt de verzekeringspremie eens per half jaar of eens per jaar .

 

  • Dagelijkse uitgaven: uitgaven die je heel regelmatig (bijna dagelijks of wekelijks) doet.
    Als je een auto koopt, zul je moeten tanken. Het kopen van benzine reken je tot de dagelijkse uitgaven.

Afschrijven

 Door het rijden met de auto wordt de auto steeds minder waard. 
Het bedrag dat de auto per jaar minder waard wordt, noem je de 'afschrijving'. 
Afschrijvingskosten zijn een onderdeel van de vaste lasten.

Voorbeeld:
Meneer Derks heeft vier jaar geleden een auto gekocht voor € 14.000,-.
Nu wil hij een nieuwe auto kopen. 
Voor zijn 'oude' auto krijgt hij nog € 8000,- terug.

De auto is dus € 14.000,- - € 8000,- = € 6000,- minder waard geworden. 
De afschrijving per jaar is € 6000,- : 4 = € 1.500,- per jaar.


Maak een tabel zoals hieronder en vul in de tweede kolom per uitgave minimaal drie voorbeelden in.

Vergelijk jouw tabel met de tabel van een klasgenoot.

 

Staan de uitgaven die je klasgenoot in de tabel heeft staan allemaal in het juiste vakje?

Zo niet, leg je klasgenoot uit waarom de uitgaven volgens jou in een ander vakje thuishoren.


Soms moet je een bedrag per maand omrekenen naar een bedrag per jaar of

naar een bedrag per kwartaal.
Daarvoor kun je het onderstaand schema gebruiken.

Reken uit.

 

  1. Een abonnement van € 60,- per kwartaal is gelijk aan ……… per maand.

 

  1. Een autoverzekering van € 120,- per jaar is gelijk aan …… per maand.

 

  1. € 60,- per week aan boodschappen is gelijk aan ……… per maand

Maak jouw eigen website met JouwWeb